Toeristen zeggen wel eens dat Amersfoort hen aan Praag doet denken. Dat zal met allerlei factoren te maken hebben. Wellicht ook met de aanwezigheid van joods erfgoed. Amersfoort steekt bescheiden af bij Praag, maar er is veel joodse historie die het bewaren waard is.
VAN ZUID EN OOST GEKOMEN
De eerste joodse burgers van Amersfoort waren Sefardiem, Spaanse en Portugese joden die in 1492 uit Spanje verdreven werden. Via Amsterdam kwamen zij uiteindelijk in de 17e eeuw in Amersfoort. Zij
waren hoofdzakelijk lakenhandelaren (laken is een wollen stof). Om te bidden kwam men bij elkaar in één van de pakhuizen in de Bloemendalsestraat. Later kwamen de Asjkenaziem, ook wel Hoogduitse joden genoemd. Het waren veelal vluchtelingen uit Rusland, Polen en de vele Duitse staatjes. Niet altijd trouwens, want bijvoorbeeld de belangrijke familie Gomperts had in tal van oostelijke steden de geldhandel in handen. Vanaf 1676 werden zij de houders van de Bank van Leening te Amersfoort. In dit gebouw in de Krommestraat werd een ruimte ingericht als synagoge.